Geschiedenis: 3 Britannia

Het eiland Britannië is van nature driehoekig, waarvan een zijde tegenover Gallië ligt. Van deze zijde kijkt de ene boek die hij Kent ligt, waar bijna alle schepen uit Gallië landen, naar de opkomende zon (het oosten) de lager gelegen hoek kijkt naar het zuiden. Deze zijde beslaat ongeveer 500.000 passen (passus=1,5 m.) De andere zijde is gericht op Spanje en de ondergaande zon (het westen). De lengte van deze zijde is 700.000 passen. Aan deze kant ligt het eiland Ierland. Men meent dat dit de helft kleiner is dan Brittanië. Halverwege (midden in de koers tussen) tussen Britannië en Ierland ligt een eiland, dat Mora wordt genoemd. Men denkt dat er bovendien verscheidene kleinere eilanden voor de kust liggen. Over deze eilanden hebben sommige auteurs geschreven dat er in de winter 30 dagen achter elkaar nacht is. Wij vonden niets over deze zaak bij navraag. Door nauwkeurige metingen met het wateruurwerk zagen wij dat in de zomer in Britannië de nachten korter zijn dan op het vasteland. De derde zijde ligt op het noorden. Er ligt geen land tegenover deze kant, maar de hoek van deze zijde kijkt vooral naar Germanië. Men denkt dat deze 800.000 passen lang is. Zo is het hele eiland in omtrek 2.000.000 passen. Bewoners. Van alle bewoners zijn degenen die Kent bewonen verreweg het meest beschaafd. Deze streek ligt geheel aan Zee en niet verschillende bewoners veel van de Galliërs in gewoonte. De meeste mensen uit het binnenland zaaien geen graan, maar leven van melk en vlees en zijn gekleed in huiden. Maar alle Britanniërs smeren zich in met wede, wat een blauwe kleur veroorzaakt, en hierdoor zijn ze in de strijd afschrikwekkender om te zien. Zij hebben lang haar en ieder deel van het lichaam is geschoren behalve het hoofd en de bovenlip Tien of twaalf man hebben onder elkaar de vrouwen gemeenschappelijk en vooral broers met broers en vaders met zonen. Het binnenland van Britannia wordt door hen bewoond, vanwie ze zelf zeggen op het eiland geboren te zijn, de kuststreek door hen, die vanuit Belgium zijn overgestoken om buit te halen en oorlog te voeren. Na de oorlog zijn ze daar gebleven en zijn begonnen de akkers te bebouwen. Het aantal mensen is zeer groot en de boerderijen zijn zeer talrijk, die vrijwel gelijk zijn aan de Gallische boerderijen, en er is geweldig veel vee. Zij gebruiken of kopergeld of gouden munten of ijzeren staafjes afgewogen tot een bepaald gewicht als geld. Er wordt daar tin gevonden in het binnenland, in de kuststreken ijzer, maar de hoeveelheid ervan Is gering. het koper dat zij gebruiken, is ingevoerd. Zij menen dat het niet geoorloofd is haas, kip en gans te eten: toch fokken ze die voor hun plezier en genoegen. De streek is gematigder van klimaat dan in Gallië (=het klimaat in deze streken is ).