11.2 Een verbijsterend gesprek

Dit zegt Olbius tegen mij. Maar ik antwoord: "Wat jij zegt over Ewald's schuld, kan ik niet geloven. Zijn onschuld staat bij mij vast. Want de dief was zeker niet Ewald. Het was eerder een vrouw." Wanneer ik dit zeg, komt Olbius plots naar mij toe en zegt hij: "Wat vertel je? Was het een vrouw? Waarom denk jij dat?" ik begin echter te vrezen, want in zijn woorden hoor ik bedreigingen. Uiteindelijk zeg ik: "Omdat die mens nogal klein was. En zoals je zelf weet, Ewald is een man met een groot gestalte." Na deze woorden grijpt Olbius me plotseling vast en knijpt mij de keel dicht en zegt langzaam: "Luister naar dit, jongen, en onthoud: veel horen en zien en weten is misschien goed, maar als je lang wilt leven, is het nu veruit beter te verzwijgen dat wat je weet. Begrepen?" Daarna herhaalt hij dit langzaam en vraagt opnieuw: "Begrepen?" en laat me los. Maar ik ben in paniek en loop naar ons kamertje en nu zit ik hier en schrijf. Wat moet dat toch betekenen? Ik begrijp het niet. Maar één ding begrijp ik zeer goed: als ik durf te verraden dat wat ik weet, stort ik me in het ongeluk. Ik vrees de meester al. Nu moet ik Olbius vrezen en zelfs meer dan de meester.