8.4 Van een kale reis terug

Maar wat ziet hij daar? Het is toch niet waar? Op de plaats waar het goud onder de grond moet verborgen liggen, verlicht de maan met haar stralen een lege put! Eerst staat Centesimus verstelt, daarna schreeuwt hij uitzinnig: "Ik ben dood! Ik ben begraven! Want zonder mijn geldstukken is mijn leven geen leven meer, maar een lange dood! Het is immers een leven zonder vreugde, een leven zonder reden om te leven, een leven zonder leven. Het is beter om me met mijn goudstukken in mijn graf te storten dan zonder goud op deze aarde te blijven. Alle goden en godinnen, hoe wreed zijn jullie jegens mijn! Met wat een folteringen kwellen jullie me!" Gedurende een heel uur houdt hij niet op met op deze wijze te wenen en te schreeuwen. Uiteindelijk zwijgt hij en keert met een treurig gemoed met de andere pot naar de stad terug. De pot begraaft hij thuis in de tuin. Want geen enkele andere plaats acht hij voldoende veilig.