4.4 [PLINIUS] Aan land bij Pomponianus

En toen vaarde mijn oom daarheen met een zeer gunstige wind, hij omarmde de bevende (Pomponianus) en hij gaf hem raad, hij spoorde hem aan en om zijn vrees te verlichten met zijn zekerheid gaf hij het bevel om hem (nonkel) weg te dragen naar de badkamer. (hij liet zich naar de badkamer dragen). Nadat hij een bad genomen had, ging hij aan tafel, nam opgewekt een maaltijd of, wat even groots is, schijnbaar opgewekt. Gewekt, kwam hij naar buiten en hij begaf zich naar Pomponianus en de overigen, die de wacht gehouden hadden. Gezamenlijk overlegden ze of ze weerstand zouden bieden tussen de daken of zich in open lucht zouden wagen. Want de daken wankelden onder de veelvuldige, zware schokken en zij schenen nu eens naar hier, nu eens naar daar weg te gaan of terug gebracht te worden als het ware losgerukt van hun fundamenten. Onder de blote hemel werd gevreesd voor de val van puimsteeen, hoewel het licht en poreus was. De vergelijking van de gevaren koos dit uit. (open lucht wagen) En bij hem overwon het verstand, het verstand, bij de anderen overwon de vrees de vrees (= Bij nonkel haalde het ene argument het op het andere, bij de anderen, maakte de ene vrees plaats voor de andere.)