4.1 [PLINIUS] Mijn beste Tacitus

Je vraagt me dat ik jou schrijf over de dood van mijn oom opdat jij het waarheidsgetrouwer zou kunnen vertellen aan de toekomstige generaties. Dankuwel, want ik zie dat er een onsterfelijke roem verzekerd is voor zijn dood. (Hij zal zo blijven leven bij hen.) indien hij door jou verheerlijkt wordt. Alhoewel hij is omgekomen tijdens de verwoesting van één van de mooiste streken (= streek Vesuvius) als het ware om voor altijd te leven, zoals steden en volkeren die zijn vergaan in een memorabele ramp. Hoewel nonkel zelf heel veel werken en bovendien van blijvende waarde (heeft geschreven?). Toch zal de onsterfelijkheid van jouw geschriften veel toevoegen aan zijn (= nonkel) onsterfelijkheid. Ik beschouw voor mij(ook equidem) hen als gelukkig aan wie het gegeven is door een geschenk van de goden, ofwel(lett: dingen te doen die moeten beschreven worden) doen zij dingen die het waard zijn opgeschreven te worden, of te schrijven wat waard is gelezen te worden. Heel gelukkig zijn die mensen aan wie van elk van beide wat gegeven is. Tot het aantal van (deze laatsten) zal mijn nonkel behoren door zijn en jouw boeken. Des te liever aanvaard ik , ik eis zelfs met aandrang wat jij mij opdraagt.