6.2 Romani a Samnitibus sub iugum mittuntur

Twee wegen leiden naar Luceriam, de ene langs de kust, lang maar veilig , de andere liep langs de Caudijnse passen, die was kort maar gevarrlijk. De stoutmoedige Romeinen, die nog niet door de Samnieten overwonnen waren beslisten de korte weg te nemen om de berg over te steken. De Romeinse consuls, nietsvermoedend, trokken de Caudijnse passen in, samen met hun legioenen. Maar al van ver zagen ze dat de uitgang afgesloten was door reusachtige rotsblokken en omgehakte bomen.Dadelijk keerden ze terug, vermoedend dat het een hinderlaag was. Maar tot hun grote verbazing zagen ze dat ook de toegang op dezelfde manier afgesloten was. De Romeinse soldaten keken elkaar aan en eerst zwegen ze lange tijd onbeweeglijk. Maar toen ze van alle kanten Samnieten zagen verschijnen op de toppen van de bergen; die de gevangenen uitlachtten en uitscholden; zagen ze in dat ze misleid waren door hun eigen lef en door een list van de Samnieten en dat wapens op deze plaats nutteloos waren.Ontgoocheld begonnen ze nabij het water een versterkt kamp op te slaan; en s' nachts beraadslaagden de aanvoerders onder elkaar. Weinigen waren van oordeel dat ze konden ontsnappen door de afgesloten weg en door de bossen over de bergen. Velen wanhoopten. Waarlangs kunnen we ontsnappen? Gewapend of ongewapend? Dapper of laf? We zijn allemaal gevangen en overwonnen. De onbetrouwbare vijand zal zelfs geen eervolle strijd beginnen. Zittend zal hij de oorlog afmaken...Tenslotte zonden de Romeinen gezanten naar de Samnieten. Ze vroegen een billijke vrede of een open gevecht. Pontius Telesimus, aanvoerder van de Samnieten antwoordde: 'Zelfs overwonnen en gevangen zijn jullie nog niet bereid te bekennen dat jullie overwonnen en gevangen zijn. Omwille van die trots zal ik jullie allen onder het juk zenden, ongewapend en met slechts één kledingstuk aan. Nadat de gezanten naar het kamp teruggekeerd waren, heerste er lange stilte. Vervolgens begon iedereen te zuchtten en te klagen. Tenslotte zei Lentulus, de aanvoerder van de gezanten:" Deze overgave is schandelijk, maar we moeten allen houden van ons vaderland, onze voorouders hebben al dikwijls het vaderland gered door eigen doo. Nu zullen wij het vaderland redden door onze ontering. De vernedering, hoe groot ze ook is, moeten we ondergaan voor ons vaderland"De wapens werden ingeleverd en kleren neergelegd. Eerst werden de consuls één voor één, halfnaakt onder het juk gestuurd, daarna één voor één de soldaten. Gewapend stonden de vijanden errond, terwijl ze de soldaten verwijten maakten en er de spot mee dreven.