1.11 De onderwijzer van Falerii (Derde tafereel)

Het toneel toont nu een Romeins legerkamp. Aan de rechterkant is er de veldheerstent. Voor de veldheerstent staat een soldaat op wacht. Links gaan de centurio en de soldaten met de gevangenen vooruit. (Tot de wachter)

C:Gegroet soldaat. Meld ons binnen aan de consul: de Centurio van de derde wachtpost is hier aanwezig en leidt 12 gevangenen met zich mee. De wachter groet hen en gaat binnen bij de consul; weldra komt hij terug naar buiten en roept: M:Groet de consul, Marcus Furius Camillus(De consul gaat vooruit en alle soldaten groeten hem.) D:Gegroet Centurio. Wat is dit? Breng me verslag uit. C:We waren in de wachtpost, o leider...(Hij wordt onderbroken door de leraar) L:Laat mij het liever vertellen, o consul. D:Vertel. L:Ik ben de leraavan de stad Falerii, die al zo lang bezet wordt. Ik breng jullie het einde van jullie moeite en een overwinning zonder bloed. Deze jongens zijn immers de kinderen van de leiders van de stad; Ik leid ze naar u als gijzelaar. Met behulp van deze gijzelaars kan je de Falescii dwingen hun stad aan jou te overhandigen. Want de ouders zullen zonder enige twijfel beried zijn dat te doen voor het welzijn van hun kinderen. D:(Met strenge stem.)Waarom doe je dit? Wat verwacht je van me? L:Goud, o consul, niets tenzij goud. Ik ben immers een arme man. De ouders van deze kinderen zijn echter rijk, maar gierig. Ze geven mij bijna niets voor mijn moeite. Ook ik verlang ernaar om een rijk man te worden. Zie, o consul, dit is mijn waardevolle koopwaar die ik aan u wil verkopen. D:Dus dit is je trouw, De ouders vertrouwen je hun waardevolste bezittingen toe maar jij verkoopt die aan de vijand. Je vergist je, onbetrouwbare, als je meent dat wij, Romeinen, even onbetrouwbaar zijn. Niet alleen in vrede, maar ook in oorlog bewaren wij wetten en recht. We verlangen er ten zeerste naar om de Faliscii te overwinnen. We zijn gewoon een overwinning te behalen zonder bedrog of misdaden maar met moed en hoogstaande wapens. Soldaten, bind de handen van die verrader op zijn zug. En jullie, kinderen, leid hem terug naar jullie stad en overhandig hem aan jullie ouders. Ik laat de terechtstelling van die dader aan jullie zelf over.