[CICERO] In Catilinam I, 17

Als mijn slaven verdorie zo bang zouden zijn van mij zoals je medeburgers jou vrezen, zou ik menen dat ik mijn huis moet verlaten, vind jij dan niet dat jij de stad moet verlaten? En als ik zou merken dat ik, bij mijn medeburgers ?zelfs ten onrechte? zo erg als jij verdacht en beledigd zou zijn. Dan zou ik liever weggaan dan door iedereen vijandig bekeken te worden. Hoewel je bewust bent van je misdaden, hoewel je erkent dat de haat van iedereen rechtvaardig is en dat die jou al lang verschuldigd is, aarzel je toch de aanblik en aanwezigheid te vermijden van diegenen die jij diep innerlijk kwetste? Als jouw ouders jou zouden vrezen en haten, en je hen op geen enkele manier gunstig zou kunnen stemmen, dan zou je je ?volgens mij? verwijderen naar ergens weg van onder hun ogen. Nu haat het vaderland jou, de gemeenschappelijke ouder van iedereen, en het vreest jou, het oordeelt dat je aan niets anders denkt dan aan de moord op je ouder. Zal je niet bang zijn voor haar gezag, zal je haar oordeel dan niet volgen en zal je geen ontzag hebben voor haar kracht?