[CICERO] Tusculanae V61-62

Dionysius, de tiran, afkomstig uit Syracuse, heeft altijd overvloed aan soort van rijkdom en genot, maar gelukkig is hij niet. Velen benijden hem immers en door zijn denkwijze, willen ze hem doden. Maar in een gesprek met zijn minister Damocles vermeldt hij in een gesprek aan zijn troepen rijkdom en zaken in overvloed. "De kracht dus?" zegt hij, "O Damocles, omdat dit leven je blij maakt, haar zelf proeft" "Ik verlang ernaar, meester, ik verlang ernaar" antwoordt Damocles. Wanneer Dionysius de kroon op zijn hoofd plaatst, worden op de uitgelezen tafels spijzen klaargemaakt. Damocles lijkt gelukkig zichzelf. Maar boven het hoofd van Dionysius wordt het zwaard uit tenger paardenhaar van Damocles weggeslagen. Daarom biedt Dionysius noch goud aan, noch geeft hij zich over. Hij is zijn kroon toch al kwijt. Ten slotte verkiest hij weg te gaan, hij wil toch geen koning zijn, een koning leeft immers altijd in angst.