4.2 Grafschriften

GRAFSCHRIFT VOOR CLAUDIA Vreemdeling wat ik u te zeggen heb is niet veel maar blijf staan en lees verder. Dit is het helemaal niet mooie graf van een mooie vrouw. Haar ouders noemden haar Claudia. Ze hield van haar echtgenoot met (heel) haar hart Ze bracht 2 zonen ter wereld. De ene van hen liet ze op aarde achter, de andere gaf ze een plaats onder de aarde. Ze sprak bevallig en haar tred was waardig. Zij zorgde voor het huis. Zij spon de wol. Ik heb gesproken ga nu maar verder

GRAFSCHRIFT VOOR ACHILIA PRIMA Op het ogenblik dat ik ben voortgebracht, heeft de natuur me twintig jaar verleend; nadat die voltooid waren, ben ik vervolgens op de zevende dag overleden en door de natuurwetten aan de eeuwige rust overgeleverd; dit is mijn leven. Opius vrees de lente niet, want het is dwaas, terwijl je op elk ogenblik de dood vreest, de vreugde van het leven te verliezen. De dood is immers de natuur van de mensen, geen straf; aan wie overkomen is geboren te worden, hem staat ook het sterven te wachten. Dus Opius mijn heer en echtgenoot treur niet omdat ik ben voorgegaan: ik wacht op een eeuwig bed jouw komst af. Vaarwel mensen van de bovenwereld vaawel mannen en vrouwen allemaal.

KORTE GRAFSCHRIFTEN

Zolang ik geleefd heb heb ik graag gedronken drink jullie die leven!

Ik heb geleefd zoals ik heb gewild. Waarom ik gestorven ben? Ik weet het niet.

Baden, wijn en Venus bederven onze lichamen Maar ze maken (ook) het leven (aangenaam): baden wijn en Venus.

Ha ik ben ontkomen ik ben ontvlucht. Hop en geluk tot ziens!!!

Ik heb jullie geen uitstaans meer. Hou nu maar anderen voor de gek.

Ik ben wat jij zal zijn. Wat jij bent ben ik tevoren geweest.

GRAFSCHRIFT VOOR FLAVIA NICOPOLIS Als je toevallig bestand bent tegen een oponthoud (als je wat tijd hebt) en het wil weten reiziger hou dan even halt: ik zal je duidelijk maken hoeveel tranen onze akker heeft opgeleverd. Deze (vrouw) was Flavia Nicopolis, de zeer dierbare echtgenote van Aelus Stephanus Mij altijd dierbaar zolang ik zal leven. Geen enkele rust doet mij genoegen tenzij het beeld van mijn echtgenote. En in mijn slaap vraag ik haar, die de goden mij hebben geroofd, terug. Altijd zal ik jouw lieve naam Flavia Nicapolis, herhalen ? hopelijk kunnen de schimmen mij horen ? en op jouw graf zal ik vaak mijn tranen storten Als ik maar uit jou graf een nieuwe bloem zie groeien met een groene tak of een bloem van amarant (de liefde) of met rozenrode of purperen glans van een viooltje; dan zal de voorbijgaande reiziger, die deze bloemen heeft gezien, het opschrift lezen en bij zichzelf zeggen: deze bloem is het lichaam van Flavia Nicopolis.