3.2 Het Zonnelied

Allerhoogste, almachtige, goede meester, jij verdient alle lof alle roem en elke zegening, die mogen alleen maar aan jou gebracht worden en geen enkele mens is waardig om jouw te noemen. Jij verdient geprezen te worden mijn goddelijk meester omwille van al jouw schepselen en meerbepaalt omwille van onze eerbare broer de zon, die het dag laat worden en die ons verlicht zij is heel mooi stralend en van een grote schittering. Mijn meester moet geprezen worden omwille van de maan en de sterren die hij in de hemel geschapen heeft helder en mooi. Mij meester moet geprezen worden omwille van mijn broer de wind,de lucht, de wolken, het heldere weer en omwille van alle weersomstandigheden waardoor hij aan alle schepselen voedsel verschaft. Mijn meester moet geprezen worden omwille van mijn zus het water die zeer nuttig, nederig, kostbaar en kuis is. Mijn meester moet geprezen worden omwille van broer vuur waarmee hij de nacht verlicht, het vuur is rozerood, rossig, onoverwinnelijk en hevig. Mij meester moet geprezen worden omwille van moeder aarde die ons onderhoud en voedt en die verschillende vruchten en veelkleurige bloemen en kruiden voortbrengt. Jij verdient geprezen te worden omwille van zuster dood waaraan geen sterveling kan ontsnappen. Prijs en loof mijn meester en dien hem alle schepsels met grote nederigheid.