1.2 De boer en zijn zonen

De oude boer riep zijn zoons samen en zei:"Mijn zonen, het eind van mijn leven nadert, ik zal weldra uit het leven weggaan. Dit is mijn laatste wil: Verkoop het erfgoed niet, want in de wijngaard ligt een schat verborgen die jullie nu niet kunnen zien. Geloof mij en zoek de schat, ook al kan ik de plaats waar hij ligt niet zeggen. Nadat de oude man gestorven was, begonnen de zonen in de wijngaard naar de schat te zoeken. Ze braken de aardkluiten met een hark en ze woelden ze met een schop om. Ze zochten de vruchtbare grond van de hele wijngaard grondig door. Maar ze zwoegden tevergeefs:Ze vonden geen schat, er lag geen pot vol geldstukken verborgen in de wijngaard; Daarom keerden ze teleurgesteld naar huis terug en verwensten ze hun dode vader. Maar het volgende jaar droegen de wijnstokken door hun harde zwoegen een zeer grote voorraad druiven. De wijn, die uit de druiven geperst was, was over de hele streek de beste. De zonen verkochten de wijn en werden zeer rijk, zodat hun vader in gedachten had, zo zei hij: 'In de wijngaard ligt een schat, die jullie nu niet kunnen zien.' En dikwijls dachten de zonen met dankbare geest terug aan deze woorden van hun vader, die zo voor hij stierf hen geleerd had te werken om een schat te verwerven.