Aeneïs, zang IV 65-89: Zoals een gewonde hinde

Helaas zijn de zieners onwetend! Hoe weinig helpen de smeekbeden en tempels als men verliefd is? Intussen vreet de vlam verder in het merg en er leeft een wonde diep verborgen in haar hart. De ongelukkige Dido werd verteerd, ze zwierf als een bezetene door de hele stad, zoals een hinde getroffen door een pijl, waarmee een herder haar van ver onverwacht heeft verwond in de Kretenzische bossen - hij was zich aan het oefenen en liet zijn vliegende pijl zonder te weten achter in de wonde -, de hinde doorkruiste vluchtend de bossen en bergpassen van de Dicte, de dodelijke pijl bleef zitten in haar flank. Dido nam Aeneas mee door het centrum van de stad en liet hem de Carthaagse rijkdommen en afgewerkte stad zien, dan begon ze te spreken, maar ze raakte niet uit haar woorden. 's Avonds wou ze steeds dezelfde feestjes, ze drong er uitzinnig op aan het Trojaanse leed te horen en ze hing altijd aan zijn lippen wanneer hij dat vertelde. Toen iedereen weg was, als de zwakke maan alsmaar verbleekte en de ondergaande sterren ons aanspoorden te slapen, treurde ze alleen in het lege paleis en ging ze liggen op het verlaten aanligbed. Hoewel ze niet bij elkaar waren, zag en hoorde ze Aeneas, en gegrepen door de gelijkenis met zijn vader, hield ze Ascanius vast op haar schoot in de hoop haar onverwoordbare liefde te kunnen paaien. De halfafgewerkte torens rezen niet meer in de hoogte, de jeugd oefende zich niet meer in het gebruik van de wapens, de werken aan de aanlegsteigers en de versterkingswerken als bescherming tegen de oorlog werden niet meer afgewerkt. Het werk lag er onderbroken bij, de enorme uitsteeksels van de muren en al het materiaal bleef liggen.