Epistulae III, 16

C. Plinius groet zijn vriend Nepus. Ik meen te hebben opgemerkt dat sommige daden en woorden van mannen en vrouwen beroemder zijn, andere dan weer grootser. Mijn mening werd bevestigd door een gesprek dat ik gisteren had met Fannia. Dat is de kleindochter van die beroemde Arria, die voor haar echtgenoot een troost en voorbeeld was bij zijn dood. Ze vertelde me veel over haar grootmoeder, zaken die niet minder groot zijn dan die zelfmoord, maar wel minder bekend. Ik denk dat jij ze al even merkwaardig zal vinden wanneer je het leest, als ik toen ik het hoorde. Caecina Paetus, haar echtgenoot, was ziek, Ook haar zoon was ziek. Zoals het ernaar uitzag, lagen beiden op sterven. De zoon stierf. Het was een uitnemend mooie jongen en al even lief van karakter. Hij was geliefd door zijn ouders, niet minder om andere redenen dan omdat hij hun zoon was. Zij trof voorbereidingen voor zijn begrafenis en leidde de uitvaartplechtigheden op zo'n manier dat haar man niets te weten kwam. Veel meer nog, telkens zij z'n slaapkamer binnenkwam, deed ze alsof hun zoon nog in leven was. Op zijn herhaalde vragen hoe het met de jongen was, antwoordde ze: 'Hij heeft goed geslapen, hij heeft met smaak gegeten.' En wanneer daarna de lang bedwongen tranen opwelden en de bovenhand haalden, ging ze naar buiten. Dan gaf ze zich over aan haar verdriet. Uitgeweend, met droge ogen en met haar gezicht weer in de plooi, keerde ze terug, alsof ze het verlies van haar kind buiten had achtergelaten. Nu is die daad van diezelfde vrouw erg beroemd, nl. het feit dat ze een dolk uit de schede trok, zich in de borst stak, de dolk er terug uittrok, hem aan haar man reikte en er de onsterfelijke en haast goddelijke woorden bij uitsprak: 'Het doet geen pijn Paetus.' Maar toch, toen ze dit deed, toen ze dit zei, stond haar eeuwige roem voor ogen. Het is des te groter om, zonder de beloning van eeuwigheid, zonder de beloning van roem, de tranen te verbergen, de rouw toe te dekken en, al heb je je zoon verloren, nog altijd de rol van moeder te spelen. In Ilyrië was Scribonianus in opstand gekomen tegen Claudius. Paetus zat ook in het complot. Na de moord op Scribonianus, werd hij naar Rome gesleurd. Toen hij op het punt stond in te schepen, smeekte Arria de soldaten om mee aan boord te mogen. Ze zei: 'Jullie gaan immers toch aan een ex-consul enkele jonge slaven meegeven om hem te eten te geven, hem te helpen bij het aankleden, bij het aantrekken van zijn sandalen... al die taken zal ik alleen vervullen.' Ze kreeg geen toestemming. Ze huurden een vissersbootje en volgde dat immense schip met haar klein sloepje. Voor Claudius gebracht, zei diezelfde vrouw tegen de echtgenote van Scribonianus, toen die als getuige ? charge optrad: 'Moet ik werkelijk luisteren naar jou? Scribonianus is in jouw schoot gedood en je leeft nog!' Uit die woorden blijkt duidelijk dat haar plan voor die wondermooie dood geen plotse ingeving is geweest. Veel meer nog, toen Thrasea, haar schoonzoon, haar smeekte om niet koppig besloten te blijven om te sterven en haar onder andere gezegd had: 'Je wil dus dat je dochter, als ik moet komen te sterven, met mij mee de dood ingaat?' , antwoordde ze: 'Als ze zolang en zo harmonieus geleefd zal hebben met jou als ik met Paetus, dan wil ik dat.' Dat antwoord deed de bezorgdheid van haar huisgenoten toenemen. Ze werd aandachtiger in het oog gehouden. Ze werd het gewaar en zei: 'Jullie doen vergeefse moeite. Jullie kunnen immers maken dat ik een pijnlijke dood sterf, maar dat ik niet sterf, daar kunnen jullie niet voor zorgen.' Bij die woorden sprong ze uit haar leunstoel en met een geweldige vaart beukte ze haar hoofd tegen de tegenoverliggende wand, waarop ze neerstortte. Weer bij haar positieven, zei ze: 'Ik had het jullie gezegd, dat ik een manier zou vinden om te sterven, hoe hard ook, als jullie mij de gemakkelijke weg zouden ontzeggen.' Vind je niet dat die daden groter zijn dan dat 'Paetus, het doet geen pijn', waartoe ze uiteindelijk gekomen is door die vorige daden? En toch is het die zelfmoordscène die een geweldige roem geniet, terwijl niemand spreekt over dat andere. Waaruit kan opgemaakt worden wat ik in het begin gezegd heb, nl. dat sommige daden beroemder zijn, andere groter. Gegroet.