[Metamorphoses X, 243-267] Pygmalion

(243-246) Omdat Pygmalion zag dat deze vrouwen hun leven in misdaad leidden, en omdat hij beledigd was door de ondeugden die in groten getale aan de vrouwelijke geest waren gegeven, leefde hij zonder echtgenote en ongehuwd en lange tijd miste hij een partner in de slaapkamer.

(247-255) Ondertussen beeldhouwde hij een wit ivoren beeld met wonderbare kunst, en met succes, want hij gaf het een vorm zoals geen enkele vrouw geboren kan worden, en hij werd verliefd op zijn eigen werk. Het aangezicht was dat van een echte maagd; je zou geloven dat ze leefde, en als de terughoudendheid niet in de weg stond, dat ze aangeraakt wou worden. De kunst was zozeer verborgen door haar schoonheid. Pygmalion bewonderde haar en werd verliefd in zijn hart op het nagemaakte lichaam. Vaak bewoog hij zijn aftastende handen naar het werk, of het een lichaam was, of slechts dat ivoor; en hij aanvaardde dat het geen ivoor meer was.

(256-269) Hij gaf het beeld kusjes en meende dat er teruggegeven werden, en hij sprak met haar en hield haar vast. Hij geloofde dat zijn vingers een afdruk nalieten op de aangeraakte ledematen en hij vreesde dat er een blauwe plek kwam om de ledematen die hij aangeraakt had. (vertaald in boek: ) Hij sprak zoete woorden en hij bedacht haar met geschenken die meisjes graag hebben: schelpen, gepolijste steentjes, kleine vogels, veelkleurige bloemen, lelies, beschilderde ballen en barnstenen voorwerpen. Hij tooide haar lichaam ook met kleren. Hij stak edelstenen aan haar vingers en hing lange halssnoeren aan haar nek. Er hingen lichte oorbellen aan haar oren en linten over haar borst. Alles paste haar en naakt leek ze niet minder mooi. Hij legde haar op purperkleurige dekens, noemde haar zijn bedgenote en liet haar hals rusten op een zacht pluimkussen, alsof ze het zou kunnen voelen.

(270-279) De zeer drukbezochte feestdagen van Venus braken aan op Cyprus. Jonge koeien met vergulde gekromde horens werden samen gedood door op hun sneeuwwitte nek te slaan, en de wierook rookte. Nadat Pygmalion zijn ambt vervuld had, ging hij bij het altaar staan en schuchter zei hij: "Goden, als jullie alles kunnen geven, wens ik dat er een vrouw is," (hij durfde niet 'een ivoren maagd' zeggen) "die gelijkt op mijn ivoren beeld." Omdat de gouden Venus zelf aanwezig was op haar feest, merkte ze waar die wensen om vroegen, en als voorteken van een bevriende godheid werd de vlam driemaal opnieuw aangestoken en ze leidde hem door de lucht.

(280-297) Toen hij terugkwam, ging hij naar het beeld van zijn meisje en ging liggen op het bed terwijl hij het kusjes gaf. Het leek halfwarm te zijn. Opnieuw bewoog hij zijn mond ernaartoe, en met zijn handen betastte hij ook haar borsten. Het ivoor dat hij aanraakte werd zacht en de stijfheid verdween. Het week voor zijn vingers, zoals Hymetische was door de zon zacht wordt. Als het aangeraakt is door een duim wordt het in veel vormen gebogen en nuttig gemaakt voor gebruik. Terwijl hij onthutst was en vol twijfel blij probeerde te zijn, en vreesde dat hij bedrogen werd, kwam de minnaar weer met zijn handen aan zijn vervulde wens; het was een lichaam. Haar aders kopten toen ze door zijn duimen aangeraakt werden. Maar dan formuleerde de held van Pahos overvloedige woorden waarmee hij Venus dankte. Eindelijk drukte hij zijn mond op de hare, die niet vals was. De maagd merkte de gegeven kussen op, en ze bloosde en tilde haar verlegen ogen op naar het licht. Tegelijk met de hemel zag ze haar geliefde. Op het huwelijk dat hij sloot, was de godin aanweezig. En reeds nadat de horens van de maan negenmaal tot één cirkel samengekomen waren, baarde ze Paphos, van wie het eiland de naam draagt.