[Metamorphoses VIII, 626-720] Philemon en Baucis

Zonder herautsstaf en vleugels kwamen Jupiter en Mercurius (de kleinzoon van Atlas) in menselijke gedaante naar daar. Ze gingen naar wel duizend huizen om een rustplaats te vragen maar de huizen bleven vergrendeld.

Uiteindelijk deed 1 huis open, wel een kleintje, bedekt met stro en moerasriet. Het vrome oude vrouwtje Baucis en de even jonge Philemon leefden daar tezamen sinds hun jeugdjaren en in dat schamele huisje zijn ze samen oud geworden. Door hun armoede toe te geven en die met een gelaten gemoed te dragen hebben zij de armoede draaglijk gemaakt.

Het maakt geen verschil of je zoekt wie de meesters en wie de slaven zijn, in het huis wonen maar 2mensen, het zijn dezelfden die gehoorzamen en bevelen.

Wanneer de hemelbewoners dat kleine huisje bereikten, gingen ze met een gebukt hoofd de nederige deur binnen. De oude man vroeg hen te zitten op een naderbij geschoven rustbank waarop Baucis ijverig een ruw stuk stof had gelegd. In de haard verwijderde ze de lauwe as en ze rakelde het vuur van de vorige dag op. Ze voedde het met wat droge bladeren en hout en met haar oude adem wakkerde ze de vlammen aan. Ze haalde fijn gehakt brandhout en takjes van de zolder en verkleinde de takken. Ze legde ze onder een kleine koperen ketel. Dan deed ze de bladeren van een kool die haar man in zijn welbesproeid tuintje had gekweekt. Met een vork tilde ze een zwartgeblakerd varkensruggestuk, dat ze al lang bewaard hadden, aan een zwarte balk. Van het rugstuk sneed ze een klein stukje, dat ze zacht maakte door het te laten koken in ziedend water.

Ze vulden de tussentijd op met gesprekken. Ze schudden de matrassen gemaakt van zacht rivierlis op en legden ze op het aanligbed, het geraamte en de poten waren gemaakt van wilgenhout. Ze bedekten het met een kleed dat ze alleen maar bij een feest uitspreidden, maar ook dat was een goedkoop en oud dekkleed, waarover het wilgenhout zich niet hoefde te schamen.

(r660) De goden gingen aanliggen. Het oude vrouwtje schortte haar kleed op en beverig plaatste ze de tafel; maar 1 van de 3 poten was ongelijk, en met een scherf maakte ze die terug gelijk. En nadat ze de scherf onder de poot had geschoven veegde ze de tafel schoon met versgeplukt muntekruid.

(r664)Hierop plaatste ze olijven, die gewijd zijn aan Minerva, kornoelje opgelegd in vloeibare wijnmoer, andijvie, radijsjes, kwark en eieren die lichtjes in niet al te hete as gewenteld waren; dit alles in aardewerk. Daarna zette men een mengvat uit hetzelfde zilver en bekers uit beukenhout, aan de binnenkant bestreken met gele was, op de tafel. Er was een kleine pauze en de warme gerechten werden gehaald van de haard en het duurde niet lang of de jonge wijn werd bovengehaald en daarna werd de hoofdmaaltijd en wijn opzij geschoven voor het nagerecht.

(r674)Dan volgden noten, Carische vijgen, gedroogde dadels, pruimen, appels en rijpe druiven uit de wijngaard in wijde korfjes. In het midden stond er een helderwitte honigraat. Boven dat alles kwamen hun vriendelijk gezichten, plus hun ijver, vrijgevigheid en goede wil.

(r679) Intussen zagen ze dat telkens men eruit schepte, het wijnvat zichzelf opvulde en de wijn steeg. Ze waren vol verbazing door het ongewone feit. Met smekende handen begonnen zowel Baucis als de bange Philemon te bidden en ze vroegen vergiffenis voor hun eenvoudige en totaal onvoorbereidde maaltijden.

(r684) Ze hadden ook nog één gans als bewaking voor hun klein huisje en haar meesters wilden die offeren. Maar die gans was snel door vleugels en maakte de oudjes. De gans scheen in de armen van de goden te vluchten. De goden verbaden de gans te doden en zeiden: ?Wij zijn goden en we zullen jullie goddeloze buren straffen. Jullie zullen gevrijwaard blijven van dit kwaad. Jullie moeten alleen maar jullie huis verlaten en ga met ons mee naar de steile berg. Ze gehoorzaamden beide, ze stelden zich recht met behulp van hun stok en met veel moeite beklommen ze die lange helling.

(r695) Ze waren maar een boogscheut meer verwijderd van de top, ze keken om en ze zagen dat alles verzonken was in moeras; enkel hun huisje stond nog recht. Terwijl ze verwonderd waren en het lot van hun geburen bejammerden veranderde het oude huisje, dat zelfs te klein was voor maar 2 mensen, in een tempel. Ze zagen dat de zuilen de dakstutten vervingen, het strodak geel werd en met goud bedekt werd, de deuren met drijfwerk versierd ware en de grond met marmer bedekt werd.

Dan sprak Jupiter vriendelijk als volgt:? Rechtvaardige man en vrouw die even rechtvaardig is, zeg wat jullie wensen.? Philemon overlegde kort met Baucis en hij maakte de gemeenschappelijke wens bekend aan de goden: "We vragen om priesters te mogen zijn en jullie heiligdom te mogen beschermen; en aangezien we eensgezind de jaren doorgebracht hebben, vragen we dat we alletwee op hetzelfde moment sterven en dat ik nooit het graf van mijn echtgenote zien en dat zij mij nooit moet begraven."

(r711) Hun wensen werden vervuld; ze werden inderdaad de beschermers van de tempel zolang ze nog leefden. Toen ze eens, verzwakt door hun hoge leeftijd, voor de tempel stonden en over de lotgevallen van die plaats vertelden, zag Baucis dat Philemon blaadjes kreeg en de oude Philemon zag het zelfde bij Baucis. Op hun hoofden groeide reeds een boomkruin en terwijl het nog mogelijk was zeiden ze op hetzelfde ogenblik tegen elkaar: ?Het ga je goed, echtgenoot? En tegelijkertijd bedekten de bladeren en takken hun gelaat. Een inwoner van Thyrië toont nog altijd de 2 boomstronken die naast elkaar staan en uit 2 mensen ontstaan zijn.