Over de stad Rome. (p223-230)

Haast je traag.

Nadat het huis en grootvader en de boeken waren achtergelaten, haastte Quintus die telkens opnieuw zijn gezel aanspoorde, zich door de wijken vlakbij de fora.

  • Quintus: "Laten wij ons haasten, mijn Celer. Ik zou willen weten waarom jij zo traag bent vandaag."

  • Celer: "Ik vraag mij af bij mijzelf, meester, waarom jij je altijd haast. Grootvader heeft toch zeker niet voorgeschreven dat in één dag heel deze stad wordt verkend? Waarom wandelen we niet rustig? Laten wij een of andere tempel binnengaan, om godenbeelden te bezichtigen, laten wij in die thermen gaan om ons daar te wassen. Haast je traag, zoals de wijzen zeggen. En: niet vele dingen maar grondig. Er zijn hier zovele en zo grote en wonderlijke dingen dat zij nauwelijks geteld kunnen worden. Ik meen dat er door ons niet moet gelopen worden om deze stad, hoofdstad van de wereld, met waardigheid te bewonderen. Bovendien vrees ik dat er aan mij geen paardenvoeten zijn, zoals die Kentauren, waarover de Grieken vertellen. De goden voorzien mensen van mensenvoeten om niet gedurende hele dagen van hier naar daar te moeten lopen. Moge zij mij toch een lang leven geven om al deze kunstwerken te kunnen zien."

Haast je traag.

  • Quintus: "Ik vraag mij bij mijzelf af of ik een oude man, die met moeite vooruitgaat en tot de goden bidt en zijn wijsheid toont, meeneem. Moge de goden jou helpen, mijn Trage, en je wel niet tot Kentaur maken? maar een beetje sneller? Hé, wat hoor ik?"

  • Celer: "Ik weet niet wat jij tussen zo een luid geschreeuw hoort, heer."

  • Quintus: "Wanneer ook de oren jouw ontbreken vrees ik dat jij werkelijk een oude man wordt. Ik zou willen dat jij oplet. Opnieuw heb ik met mijn oren een wonderlijk geluid opgevangen, dat ik tot nu toe nog nooit heb gehoord ? wat zou ik zeggen? ? zoals uitgebracht door een of ander zeer groot dier ? Ik wil zeer graag te weten komen welk dier zo een wonderlijke stem heeft. Kom aan, laten wij daarheen lopen om te zien wat het is. Volg mij!?

  • Celer: "?Moge gebeuren al wat de heer wil. Laten wij gaan om het beest te vinden."

Een langere zin dan deze zouden jullie in dit boek niet kunnen vinden.

Nadat deze dingen (= woorden) gezegd waren. Baanden zij zich een weg door de menigte.Omdat de wijken echter zeer druk bezocht waren ? aan deze kant nodigde handelaars, die uit alle delen van het rijk naar Rome overgekomen waren, met luide stem de Romeinen uit om hun koopwaar te bekijken en te kopen; aan de andere kant riepen slaven, de ene lasten, de andere hun meesters dragend, om hen doorgang te verlenen; op alle plaatsen deden andere mensen van verschillende volkeren nog andere handelszaken ? en omdat uit alle kanten zeer vele samenliepen naar het schouwspel om het te zien, was de wanorde zo groot, dat die hen verhinderde om vooruit te gaan of dichterbij te komen of om te zien wat er gebeurde. Jullie moeten langs deze weg gaan om bij het amfitheater te komen.

Tenslotte vroeg Quintus, die tevergeefs probeerde door de massa te gaan, een soldaat die een zekere toegang bewaakte of er een triomftocht werd gehouden en wie de beesten zijn die zulke geluiden voortbrachten.

Waarop de soldaat zei: "De olifanten, die in het amfitheater vechten, zijn uit Egypte aangekomen in Ostia. Omdat ik echter vrees dat jullie niets zien op deze plaats, waarschuw ik jullie om zo snel mogelijk naar het amfitheater van Flavius te gaan. Want ik weet zeker dat zij daarheen in stallen zullen gebracht worden en daar in korte tijd zullen aankomen."