[CAESAR] De Bello Gallico, V, 35

Ze volgden dat bevel uiterst nauwgezet op, en telkens als een cohorte de kring verlaten had en aangevallen had, liepen de vijanden zeer snel weg. Intussen was het onvermijdelijk dat ze onbeschermd was en aan haar rechterflank pijlen moest incasseren. Anderzijds werden ze, wanneer ze aanstalten maakten om terug te keren naar hun uitvalsbasis, omsingeld. Dit gebeurden zowel door hen die achteruitgegaan waren als door diegenen die het dichtst stonden. Maar als ze ter plaatse wouden blijven, werd hen geen enkele kans gegund om hun dapperheid te bewijzen. Doordat ze zo opeengedrongen stonden konden ze immers de pijlen afgeschoten dor zo'n menigte niet ontwijken. Hoewel ze met zoveel ongemakken te maken kregen, en al vele verwondingen opgelopen hadden, hielden ze toch stand. Een groot deel van de dag was al verstreken: al van zonsopgang tot het achtste uur waren ze aan het vechten, maar toch begingen ze geen enkele laffe daad.