[OVIDIUS] Pyramus & Thisbe

Versie 1:

Pyramus en Thisbe, de ene de knapste van de jongemannen, de andere die boven de andere meisjes die het Oosten rijk was werd verkozen, hadden grenzende huizen, daar waar men zegt dat Semiramis de stad omringd heeft met een hoge bakstenen muur. Het buurschap zorgde voor de ontmoeting en de eerste stap. Mettertijd groeide de liefde. Ze zouden ook terecht getrouwd zijn, maar hun ouders verboden het, maar dit konden ze niet verbieden, beiden brandden ze evenveel door hun gevangen geesten. Er waren geen getuigen: ze spraken met wenken en tekens, hoe meer het verborgen werd, des te meer het verborgen vuur oplaaide. Nadat de dageraad de nachtelijke lichten had verdreven, had de zon het met rijp bedekte gras met haar stralen opgedroogd. Ze kwamen naar gewoonte samen naar hun plekje. Toen na eerste met zacht gefluister veel geklaagd te hebben, besloten ze om in de nachtelijk stilte dat ze zouden proberen hun bewakers te misleiden en het huis te verlaten en wanneer ze het huis hebben verlaten, ze ook de huizen van de stad achter zich zouden laten en om wandelend niet rond te dolen op het weide veld, samen te komen aan het mausoleum van Ninus en zich te verbergen onder de schaduw van een boom. De boom daar, een hoge moerbeiboom, beladen met sneeuwwitte vruchten, was bij een koude bron. De afspraken bevielen hen en het licht dat langzaam leek weg te gaan, stortte in het water en uit datzelfde water kwam de nacht. De sluwe Thisbe ging naar buiten door de duisternis na de deur geopend te hebben, misleidde haar bewakers en bedekt met een sluier kwam ze aan bij de grafheuvel en zette ze zich neer onder de afgesproken boom. De liefde maakte haar stoutmoedig. Kijk, daar kwam een door een recente slachting van runderen besmeurde leeuwin aan, die haar dorst zal lessen in het water van de naburige bron. Al van ver zag de Babylonische Thisbe de leeuwin in de maneschijn en met een lichte tred vluchtte ze in een donkere grot. En terwijl ze vluchtte, liet ze haar sluier die van haar rug gegleden was achter. Toen de woeste leeuwin haar dorst gelest had met overvloedig water, verscheurde ze, terwijl ze terugkeerde in de bossen, het dunne kleed dat ze toevallig zonder haar zelf had gevonden met bebloede muil. Nadat hij later was vertrokken, zag Pyramus in een dikke laag stof de onmiskenbare sporen van een wild dier en verbleekte hij over heel z'n gelaat. Toen hij echter ook het kledingstuk met bloed besmeurd bemerkte, zei hij: "één nacht zal twee geliefden verliezen, waarvan zij het meest een lang leven waard was. Mijn ziel is geschaad: ik heb jou, beklagenswaardige, omgebracht, ik die jou bevolen heb 's nachts naar een plaats vol van gevaren te komen en ik ben niet als eerste gekomen. Rijt mijn lichaam uiteen en doe je met een wilde beet tegoed aan mijn misdadig vlees, o leeuwen die onderaan deze rots wonen! Maar het is typisch voor een lafaard de dood te wensen." Hij nam Thisbe's sluier en droeg hem met zich mee naar de schaduw van de afgesproken boom. Toen hij de gekende sluier had beweend en het kledingstuk kusjes had gegeven, zei hij: "Ontvang nu ook gulpen van mijn bloed!" Hij stak het zwaard waarmee hij omgordt was zonder getreuzel in zijn buik, trok het stervend uit de gl! oeiende wonde en legde zich op z'n rug neer op de grond. Bij de naam van Thisbe opende Pyramus zijn door de dood verzwaarde ogen en na haar gezien te hebben sloot hij ze weer. En zij, nadat ze haar sluier had herkend en de lege zwaardschede zag, zei: "Jouw hand en liefde hebben jou in het ongeluk gestort, ongelukkige! Ik heb ook zowel een sterke hand als liefde. Dat zal krachten geven voor de doodsteek. Ik zal de dovende dood inhalen en men zal zeggen dat ik jouw metgezel erin ben. Enkel door d dood - helaas - kon jij van mij ontrukt worden, nu kan ik ook niet meer door de dood ontrukt worden. Toch heb ik in naam van ons beiden nog één vraag voor jullie, diepbedroefde ouders van mij en van Pyramus: Een diepe liefde heeft ons verenigd, in ons laatste uur waren wij samen, misgun ons dan geen gemeenschappelijk graf. Maar jij, boom, die met je takken het ellendige lijf bedekt, nu nog van één slachtoffer, weldra zal je er twee bedekken. Bewaar de tekens van het bloedbad en draag steeds donkere vruchten, de gepaste kleur voor rouwbeklag, de herinnering aan een dubbele moord. Dit zei ze en ze stortte het diepste van haar borst, na het zwaard in de juiste stand gezet te hebben, op het zwaard, dat nog lauw was van de vorige moord. De wensen bereikten toch de goden en ouders; want de kleur van de vruchten is, wanneer ze volrijp zijn geworden, zwart, en wat van de brandstapel overbleef, rust samen in één urne.

Versie 2: (55-64) Pyramus en Thisbe, de één de mooiste van alle jongemannen, de ander boven alle meisjes die het Oosten had, gesteld, bewoonden aangrenzende huizen, waar verteld werd dat Semiramis de stad door hoge, bakstenen muren omringd had. De naburigheid maakte een kennismaking en de eerste stappen [van de liefde]. De liefde groeide met de tijd. Ook de bruiloftsfakkels zouden er met recht bijgekomen zijn, maar de ouders verboden het. Wat ze niet konden verhinderen, was dat ze evenzeer beiden brandden door hun gegrepen geest. Niemand wist ervan: door een merk of teken spraken ze, en hoe meer het afgeschermd werd, hoe meer dat afgeschermde vuur oplaaide.

Opmerking (65-80 Vertaald in het boek.)

(81-92) De volgende dageraad verwijderde de sterren, en de zon droogde de met rijp bedekte kruiden met zijn stralen. En ze kwamen samen bij hun gewoonlijke plaats. Dan klaagden ze met stil gefluister, en beslisten om eindelijk in de stille nacht te proberen hun bewakers te verschalken en de deur uit te gaan; en wanneer ze het huis uit waren gegaan, ook de daken [van de stad] achter zich te laten; en dat ze niet mochten verdwalen terwijl ze door het grote veld liepen; en samen te komen bij het mausoleum van Ninus en zich te verbergen in de schaduw van een boom. Daar stond namelijk een boom, zwaar beladen met sneeuwwitte vruchten, een hoge moerbeiboom, dicht bij een frisse bron. De afspraak beviel hen, en het licht verwijderde zich schijnbaar langzaam en stortte zich in het water, en uit datzelfde water kwam de nacht.

(93-104) Nadat de deurspil gedraaid was, ging Thisbe, sluw door de duisternis, naar buiten en verschalkte zo haar ouders; ze was over haar gezicht bedekt en kwam aan bij het graf, waar ze zich onder de moerbeiboom neerzette. De liefde maakt roekeloos - want daar kwam een leeuwin, besmeurd over haar muil, schuimend door de recente slachting van runderen, om haar dorst te lessen in het water van de naburige bron. Bij de stralen van de maan zag Thisbe van Babylon haar al van ver en vluchtte met angstige passen naar een donkere grot. En terwijl ze vluchtte gleed haar sluier van haar rug. Zodra de woeste leeuwin haar dorst gelest had met veel water, en terwijl ze terugkeerde naar het bos verscherude ze de gevonden fijne sluier - toevallig zonder Thisbe - met haar bebloede muil.

(105-127) Te laat naar buiten gekomen zag Pyramus de duidelijke voetsporen in het diepe stof van het wilde dier en verbleekte over zijn hele gezicht. Maar toen hij het kleed, ook met bloed bedropen, terugvond, zei hij: "Eén nacht zal twee geliefden in het ongeluk storten, van wie zij het meest een lang leven waard was. Mijn geest is schuldig: ik heb jou omgebracht, jij beklagenswaardige, op plaatsen vol vrees waar ik je bevolen heb 's nachts te komen, zonder dat ik hier eerder was aangekomen. Verscheur mijn lichaam en verslind mijn misdadige ingewanden met wrede beten, o alle leeuwen die onder deze rots leven. Maar het is eigen aan een lafaard om de dood te wensen." Hij nam Thisbes sluier en droeg hem met zich mee naar de schaduw van de afgesproken boom. En toen gaf hij kussen en tranen aan die bekende sluier. Hij zei: "Ontvang nu ook gulpen van mijn bloed!" Hij stortte zich met zijn buik op het zwaard waarmee hij omgord was. En zonder te treuzelen trok hij al stervend het zwaard uit de warme wonde, en lag op zijn rug op de grond.

Opmerking (121-127 vertaald in boek)

(128-144) En nog voor haar vrees volledig weg was, keerde Thisbe terug om haar geliefde niet te bedriegen, en zeocht ze de jongeman met haar ogen en haar geest. Ze verlangde te vertellen welk een groot gevaar ze vermeden had, en wanneer ze in de geziene boom de plaats en vorm herkende, maakte de kleur van de vrucht haar onzeker. Ze twijfelde of dat het deze wel was. Terwijl ze twijfelde, zag ze de stuiptrekkende ledematen kloppen op de bebloede grond. Ze trok haar voet terug en met haar mond, bleker dan een palm, huiverde ze als de zee die trilde wanneer het oppervlak gestreeld werd door een zacht briesje. Maar na aarzelen herkende ze haar geliefde, sloeg op haar onwaardige armen met helder gejammer en rukte zich de haren uit. Ze omarmde het geliefde lichaam en vulde de wonden met tranen, en ze vermengde haar geschrei met het bloed. Op het koude gezicht drukte ze kussen. "Pyramus!" riep ze, "Welk voorval heeft jou van mij ontnomen? Pyramus, antwoord! Je liefste Thisbe roept je. Luister en hef je liggend gezicht op!"

(145-161) Bij die naam richtte Pyramus zijn door de dood bezwaarde ogen op naar Thisbe en sloot ze weer bij dat gezicht. Nadat ze het kledingstuk herkend had en het lege ivoor van het zwaard zag, zei ze: "Jouw hand en jouw liefde hebben je in het ongeluk gestort, ongelukkige! Ook ik heb de dappere hand en de liefde voor die ene daad. Die zullen kracht geven voor zulke wonden. Ik zal jou, jij die uitgedoofd bent, volgen en er zal over mij gezegd worden dat ik je zo ongelukkige oorzaak ?n gezel was. Je kon helaas van me weggerukt worden met aleen je dood, maar je zal zelfs niet door de dood van mij weggerukt worden."

Opmerking (154-161 vertaald in boek)

(162-166) Dit zei ze, en nadat ze het zwaard in de juiste stand geplaatst had, naar haar buik, stortte ze zich op het zwaard dat nog steeds lauw was van de zelfmoord. Haar wensen troffen de goden en haar ouders; want de kleur in de vrucht is zwart, wanneer hij volrijp is; en wat er over was van de brandstapel, rustte in één urn.