Drukte in de straten

Als de plicht roept, zal de rijke in een reusachtige draagstoel gedragen worden en hij zal boven de hoofden lopen en hij zal onderweg lezen en schrijven of slapen binnenin. En toch zal hij eerder aankomen : wij die gehaast zijn worden verhinderd door een zee van mensen. Het volk dat volgt in een grote file duwt ons in de lenden. De ene stoot met zijn elleboog, de ander met een harde paal. De ene slaat een balk op je hoofd, de ander een kruik. De pas herstelde tunieken worden gescheurd. Een ijverige opkoper haast zich met muildieren en sjouwers. Een reusachtige machine takelt nu eens een rotsblok op, dan weer een balk. Ze wiebelen in de hoogte en vormen een bedreiging voor het volk. Een droevige begrafenisstoet komt in botsing met een vrachtwagen. Hier vlucht een dolle hond, daar stormt een smerig varken vooruit met zijn vette poten onder de modder. De kapper, de herbergier, de kok, de slager hebben de hele stad in beslag genomen en op hun stoep is er geen stoep meer. Wat ooit een weg is geweest, is nu een smal paadje geworden.