2.9 Fabels van Phaedrus(1)

De kikker en de os.

De machteloze komt om wanneer hij de machtige wil nadoen.

In een wei zag een kikker eens een os en door de afgunst van zo'n enormiteit geraakt, blies hij zijn rimpelige huid op.Dan vroeg hij zijn kinderen of hij breder was dan de os. Zij ontkenden dit. Opnieuw spande hij zijn huid met een grotere krachtinspanning op en vroeg op dezelfde wijze wie de grootste was. Ze zeiden de os. Terwijl hij zich verontwaardig een laatste keer krachtig opblies, bleef hij met een gebarsten hoofd liggen.

De vos en de druiventros.

Door honger gedwongen probeerde een vos door zo krachtig mogelijk te springen een druiventros hoog in een wijngaard te pakken. Maar hij kon de druiventros niet pakken, en terwijl hij wegging, zei hij: "Hij was nog niet rijp, ik wil geen zure druiventros opeten."

Wie wat ze niet kunnen doen met woorden minimaliseren, moeten dit voorbeeld aan zichzelf toeschrijven.

De wolf en het lam.

Door dorst gedwongen, waren een wolf en een lam naar dezelfde beek gegaan. De wolf stond hoger, het lam stond een heel stuk lager. Dan bracht de rover uit tomeloze vraatzucht de reden van een ruzie in het midden: "Waarom woel je het water dat ik drink om?" zei hij. Waarop de woldrager vrezend zei: "Ik vraag je, wolf, hoe kan ik datgene waarover jij klaagt doen? Het water stroomt van jouw drinkplaats naar de mijne." Door de krachten van de waarheid in het nauw gebracht, zei deze: "Zes maanden geleden heb jij over mij geroddeld." Het lam antwoordde: "Wat mij betreft, ik was nog niet geboren." "Bij Hercules, jouw vader heeft over mij geroddeld." En zo verscheurde hij het gegrepen lam, onrechtvaardig.

Dit verhaal is geschreven voor de mensen die om een verzonnen reden onschuldig veroordeeld worden.