Lysias, I, 1: Moord op Eratosthenes, 14-27

[14] Toen het tegen de ochtend was, kwam ze en deed de deur open. Toen ik vroeg waarom de deuren ’s nachts kraakten, zie ze dat de lamp bij het kind uitgegaan was, en vervolgens had ze die bij de buren aangestoken. Ik zweeg en meende dat die dingen zo waren=; het leek me, mannen, dat ze haar gezicht met loodwit opgemaakt had, toen haar broer nog geen 30 dagen dood was. Terwijl ik zo, zelfs niet onder die omstandigheden, niets zei over die zaak ging ik weg nar buiten zonder iets te zeggen.

[15] Na die dingen, juryleden, nadat de tijd intussen voorbijging en ik heel onwetend bleef over mijn onheil, kwam een oud vrouwtje naar mij, heimelijk gezonden door een vrouw met wie hij overspel pleegde, zoals ik later hoorde. Omdat ze kwaad was en meende onrecht ondergaan te hebben, omdat hij niet meer in gelijke mate geregeld naar haar kwam, hield ze hem in de gaten totdat zij vond wat de oorzaak was.

[16] Nadat het oud vrouwtje dus naar mij gekomen was om mijn huis in de gaten te houden, “Eufiletos” zei ze “meen dat ik door geen bemoeizucht naar jou gekomen ben. Want de man die zich misdraagt tegen jou en je vrouw is precies onze vijand. Als je dus een slavin zou nemen die naar de markt gaat en jullie dient en die zou ondervragen, zal je alles vernemen. Het is” zei ze “Eufiletos van Oè die die dingen doet, die niet alleen jouw vrouw verleidde maar ook vele andere. Hij maakt daar zijn specialiteit van.”

[17] Nadat ze die dingen gezegd had, mannen, ging ze weg, en was ik dadelijk in verwarring gebracht, en alles drong mijn geest binnen, en ik was vol argwaan, toen ik bedacht dat zij mij opgesloten had in de slaapkamer, nadat ik me herinnerde dat tijdens die nacht de binnendeur en de buitendeur gekraakt hadden, iets wat nog nooit gebeurd was, en dat mijn vrouw me scheen opgemaakt te zijn. Dat alles kwam in mijn geest en ik was vol van argwaan.

[18] Nadat ik naar huis was gegaan, beval ik de dienares me te volgen naar de markt en nadat ik haar naar een van mijn vrienden had gebracht zei ik dat ik alle gebeurtenissen in het huis vernomen had. Ik zei “Dus, je mag 2 dingen kiezen, welk van beide je maar wil: ofwel kom je terecht in het molenhuis nadat je gegeseld bent en zal je nooit ophouden met zulke slechte dingen te maken te hebben, ofwel zal je niets slechts ondergaan, nadat je precies alle ware dingen hebt verteld, maar ja zal vergiffenis krijgen van mij voor d vergrijpen. Lieg dus niet, maar vertel mij de gehele waarheid.

[19] En eerst weigerde ze, en beval te doen wat ik wou. Want ze wist niets. Toen herinnerde ik haar aan Eratosthenes, en ik zei dat hij het was die geregeld bij mijn vrouw kwam, ze schrok enorm toen ze zich realiseerde dat ik alles precies wist.

[20] En nadat ze toen pas aan mijn knieën gevallen was en nadat ze van mij de verzekering gekregen had niet ervan langs te krijgen, verklapte ze als eerste dat hij haar bij de benaderd had en vervolgens dat zij tenslotte tussenpersoon geweest was en dat zij na verloop van tijd toegegeven had, en op welke manieren zij de bezoeken toeliet, en dat ze tijdens de Thesmoforiëen, terwijl ik op het veld was, met zijn moeder naar het heiligdom ging. En alle andere gebeurtenissen vertelde ze precies.

[21] Toen alle dingen door haar gezegd waren, zie ik, “ Welnu, zorg ervoor dat niemand van de mensen dit zal weten. Anders zal niets van de dingen die we overeengekomen zijn voor jou geldig zijn. Ik wil dat je mij die dingen onweerlegbaar aantoont. Want ik heb geen woorden nodig, maar het is nodig voor mij dat de daad duidelijk is, als het echt zo is.” Ze sprak af die dingen te zullen doen.

[22] En na die dingen verliepen 4 à 5 dagen, … dat ik jullie aantonen zal met grote bewijzen. Ten eerste wil ik de gebeurtenissen van zijn laatste dag vertellen. Sostratos was voor mij een verwant en vriend. Ik ontmoette hem nadat de zon was ondergegaan terwijl hij terugkeerde van het veld. Omdat ik wist dat hij, nadat hij op dat tijdstip aangekomen was, niemand van zijn verwanten thuis zou aantreffen, vroeg ik hem samen te eten. En nadat we naar huis gegaan waren en naar de bovenverdieping gegaan waren, aten we.

[23] Toen hij verzadigd was, ging hij weg, en ik ging slapen. Eratosthenes, mannen, kwam binnen, en nadat de dienster me wakker gemaakt had, vertelde ze dadelijk dat hij binnen was. Nadat ik haar gezegd had op de deur te letten, en nadat ik in stilte naar beneden gegaan was ging ik weg, en ik kwam aan bij deze en gene, en ik trof sommigen binnen aan, anderen vond ik niet omdat ze zich in de stad bevonden.

[24] Nadat ik zoveel mogelijk mensen van de aanwezigen meegenomen had en er een menigte was, ging ik. En nadat we fakkels van de meest nabije winkel genomen hadden gingen we binnen, nadat de deur geopend was en de vrouw geïnstrueerd was. Nadat we tegen de deur van de slaapkamer gestoten hadden zagen zij van ons die het eerste binnen waren hem nog bij mijn vrouw liggen, zij van ons die later binnen waren zagen hem naakt rechtop staand in het bed.

[25] Ik, mannen, nadat ik hem geslagen had, wierp hem op de grond, en nadat ik zijn beide handen achter zijn rug getrokken had en vastgebonden had, vroeg ik hem waarom hij mij beledigde door mijn huis binnen te gaan. En hij gaf toe onrecht begaan te hebben, en verzochte en smeekte hem niet te doden maar om geld te vragen.

[26] Ik zie: “Ik zal je niet doden, maar de wet van de stad, die jij door ze te overtreden minder waard achtte dan geneugten en jij verkoos zo’n fout te begaan tegenover mijn vrouw en mijn kinderen boven de wetten te gehoorzamen en fatsoenlijk te zijn.”

[27] Zo, mannen, verkreeg hij die dingen die de wetten voorschrijven dat de daders van zulke daden krijgen, en nadat hij niet van de straat was binnengevlucht en niet in de haard was gevlucht, zoals zij zeggen. Hoe had hij dat ook kunnen doen, aangezien hij in de slaapkamer geslagen was en dadelijk neergevallen was, ik draaide zijn handen om, er waren zo veel mensen binnen, dat hij niet kon ontsnappen, terwijl hij noch een ijzeren wapen noch een houten wapen noch iets anders had, waarmee hij zich had kunnen verdedigen tegen zij die binnen waren.

Vertaling door Kenneth Peeters